[Als je liever luistert naar dit artikel, klik dan HIER]

Ik kwam vorige week een vacature tegen voor een klinisch psycholoog in een centrum voor geestelijke gezondheid.
Onder ‘je profiel’ stond een lijst met vereisten, en daartussen deze
  • Je kan zelfstandig en teamgericht werken. Je zoekt en biedt actief meerwaarde in het werken binnen een multidisciplinair team.
  • Je bent stressbestendig.
  • Je staat open voor feedback en streeft naar optimalisering en vernieuwing.
Ik bleef eraan hangen.
Spontaan beeldde ik me in dat ik een job-gretige psycholoog was.

‘Teamgericht werken en meerwaarde zoeken en bieden binnen een multidisciplinair team’

‘Je kan zelfstandig en teamgericht werken. Je zoekt en biedt actief meerwaarde in het werken binnen een multidisciplinair team.’ 
Kan ik zelfstandig werken? Dat wel, op voorwaarde dat ik erover kan nadenken achteraf en erover kan praten met een supervisor en met een goeie collega.
Kan ik ’teamgericht werken’? Zoek en bied ik actief meerwaarde in het werken binnen een multidisciplinair team?
Eigenlijk weet ik niet wat hiermee bedoeld wordt.
(Best niet zeggen op het sollicitatiegesprek!)
Ik hou wel niet van lange teamvergaderingen. In mijn brein zit een rekenmachine:
‘Met hoevelen zitten wij hier?’
MAAL (X)
de tijd
IS GELIJK AAN (=)
‘= aantal uur verloren (die we zouden kunnen gebruiken voor cliëntcontacten)’
(Best niet zeggen, denk ik.)
Van sommige vergaderingen ben ik al overstuur geraakt, heb ik moeten herstellen of bekomen. Ik ben zeker niet de enige.
(Stel je voor dat je dat zou zeggen.)
Het ‘multidisciplinaire’.
Dat kan meerwaarde bieden, maar zo is het niet altijd. We moeten ophouden met daar wollig over te doen.
Binnen een team spelen soms ook spanningen, (dreigende of reële) terreinconflicten, gefrustreerde behoeften aan erkenning, machtsdynamieken, dynamieken die je voelt zonder dat je er taal voor hebt, dingen waarover men niet durft praten.
Fantasie over sollicitatiegesprek:
Werkgever: Hoe sta jij tegenover multidisciplinair werken?
Sollicitant: Multidisciplinair … dat zou een meerwaarde moeten zijn, maar dat is het niet altijd.
Werkgever: Hoezo?
Sollicitant: Het kan heel ingewikkeld zijn. Soms is het zelfs toxisch.
Werkgever: Oei, wat bedoel je?
Sollicitant: Misschien zouden we moeten toegeven dat we onhandig zijn in het met elkaar spreken over cliënten en wat dat allemaal oproept bij ons aan gevoelens en behoeften en angsten. Niet? Hoe gaat dat eigenlijk bij jullie? Zijn er verschillen tussen teamleden die gepaard gaan met spanningen? Zijn er fracties? Wat zijn de olifanten in de kamer? Hoe gaan jullie daarmee om?  Is jullie fantasie dat een nieuwe werknemer bepaalde spanningen gaat wegnemen? Wat zouden ex-werknemers me hierover vertellen?
(Als je nu nog aangenomen wordt, dan zit je goed!)

‘Stressbestendig’

‘Je bent stressbestendig.’
Het shockeert me een beetje dat zo’n zinnetje gebruikt wordt in de wereld van de GGZ.
Stressbestendig, wat is dat eigenlijk? Tegen welke prijs moet je je ‘bestand’ maken tegen stress die je krijgt van wat?
Fantasie:
Werkgever: Hoe stressbestendig ben jij?
Sollicitant: Daar wou ik u iets over vragen. Mag dat?
Werkgever: Euh, ja …
Sollicitant: Over welke stress bent u bezorgd dat die te zwaar zou kunnen zijn voor een nieuwe psycholoog? Ik bedoel: wat zijn contexten binnen de organisatie die een soort belasting opleveren waar een psycholoog ziek van zou kunnen worden?
Werkgever: Ah nee, niets bijzonder, gewoon.
Sollicitant: Als de collega’s open zouden spreken over wat ze zwaar vinden in het werken binnen uw organisatie, waar zouden ze het over hebben? Of ex-collega’s, waar zouden zij me voor waarschuwen?
[…]
Sollicitant: Ik durf geen sterke uitspraken doen over mijn stressbestendigheid. Ik ben een mens en dus per definitie kwetsbaar.

‘Je staat open voor feedback en streeft naar optimalisering en vernieuwing’

Mocht het er zo staan:
  • Mogen we het je zeggen als je fouten maakt?
  • Streef je ernaar om je werk goed te doen?
  • Ben je bereid om nog wat bij te leren?
Dan zou ik ‘ja’ kunnen zeggen.
Maar er staat:
Je staat open voor feedback en streeft naar optimalisering en vernieuwing.
Als je dit zinnetje bekijkt en beluistert, in welk taalspel past het?
  • Welke wereld wordt hier geëvoceerd?
  • Tot wat voor ‘zijn’ word je uitgenodigd? Tot wat voor ‘psycholoog-zijn’?
  • Welke idealen worden hier als vanzelfsprekende idealen in je gezicht gewreven?
In mijn oren klinkt het management-achtig.
Twee van de 3 termen vind ik terug in ‘Klein lexicon van het managementjargon: Een kritiek van de nieuwe newspeak’:
optimalisering: in het kader van efficiëntie, rendabiliteit en return on investment, moet elk (deel)proces optimaal verlopen, liefst volgens becijferbare criteria. Optimalisering is de facto synoniem van het onderste uit de kan halen. Vaak betekent dat tot het uiterste gaan. De gevolgen kennen we ondertussen: burn-outs en andere werkgerelateerde ziektebeelden. […]
vernieuwing -> innovatie: het zoeken van een competitief voordeel en groei door vernieuwing. […] Innovatie is de crux van ‘het moderne’, de zoektocht naar het nieuwe, de alchemie van de moderniteit, het nieuwe goud dat ‘de modernen’ altijd al heeft geobsedeerd. […] Maar een modernist als Henry Van de Velde wist al dat de zoektocht naar het nieuwe (‘le nouveau’) kan vervallen tot het voortbrengen van nieuwigheden (‘nouveautés’) en dan geen echte vernieuwing brengt, maar enkel trends en modes. De idee van innovatie is trouwens ook gebonden aan het lineaire denken in termen van vooruitgang, dat al lang niet meer vanzelfsprekend is. […]
Deze taal past niet bij het werk dat ik doe en hoe ik het probeer te doen.
Ik geef om mijn werk.
Ik leg me erop toe en blijf dat doen.
Ik sta stil bij de gesprekken die ik gehad heb.
Ik denk achteraf na over wat ik anders had kunnen doen.
Ik ‘beken’ waar ik vind dat ik tekortgeschoten ben aan mijn supervisor.
Ik neem serieus wat ze me zegt.
Maar ik streef niet naar naar optimalisering, want dit werk leent zich daar niet toe.
Je moet elke keer met je lijf en je kop en je hart bij de ander zijn. Dat mate waarin dit lukt, is afhankelijk van vele factoren waar je geen controle over hebt. Je kan enkel je best doen.
Het gaat om spannende en intieme ontmoetingen.
Bij een ander die een ander is.
Dat laat zich niet optimaliseren.
Dat blijft vallen en opstaan.
En vernieuwing om de vernieuwing, dat is geen meerwaarde, nooit en ook niet in dit werk.

Openstaan voor feedback

‘Feedback’.
Zelden gebruiken we dat woord in de oorspronkelijke betekenis.
Een thermostaat maakt gebruik van feedback. Hij bevat een controlemechanisme dat de verwarming in- en uitschakelt op basis van de feedback die hij krijgt van de temperatuur.
Ook in de wereld van de GGZ kan feedback in deze betekenis gebruikt worden.
Stel je voor: het management wil een bepaald systeem van denken over en werken met cliënten invoeren.
Een tactiek om dit door te voeren zou kunnen zijn: nieuwe vakjes in het cliëntendossier invoeren waar info in moet komen die past bij deze manier van werken.
Vervolgens een feedbacksysteem waarbij de hulpverleners onmiddellijk een signaal krijgen als ze de betreffende vakjes niet goed hebben ingevuld.
(Zo gaat men zich vanzelf het nieuwe model eigen maken.)
We gebruiken het woord ‘feedback’ vaker als synoniem voor ‘opmerkingen van anderen’.
‘Je staat open voor feedback’ betekent dan ‘je staat open voor de opmerkingen van anderen’.
Alleen klinkt ‘feedback’ gladder dan ‘opmerkingen’, en moderner. Het past bij een milieu van hoogopgeleide mensen.
Je kan er ook dingen mee verbloemen.
Je kan iemand een sneer geven en zeggen dat je feedback geeft. Of iemand de les spellen of vernederen of onder druk zetten.
Ik geef gewoon een beetje feedback.
Iemand die nare effecten ervaart van wat onder de vlag van ‘feedback’ gezegd wordt, heeft – in het taalspel van ‘feedback geven’ en ‘openstaan voor feedback’ – minder mogelijkheden om zich te verzetten of te protesteren of er zich niks van aan te trekken of de agenda erachter in vraag te stellen want
dan stelt die zich niet open voor feedback.
De vraag ‘Johan, stel jij je open voor feedback?’, daar zou ik niet zomaar ‘ja’ op kunnen zeggen.
De vraag roept tegenvragen bij me op als:
  • op welk moment?
  • wat voor feedback?
  • wiens feedback?
  • wat streeft de feedback-gever na?
  • wat betekent ‘openstaan’? Betekent het dat je je gedrag en denken gewillig aanpast aan de ‘feedback’?
  • wat als ik niet akkoord ben met de feedback zelf of het doel dat ermee beoogd wordt of de manier waarop die gegeven wordt? Wordt dit dan gezien (geframed) als ‘je afsluiten voor feedback’?

Waar ons werk over gaat

Ben ik spijkers op laag water aan het zoeken?
Indien ja, dan is het beroepsmisvorming: te lang goed proberen luisteren naar wat mensen zeggen, naar wat voor hen het karakter van een vanzelfsprekendheid heeft. Nieuwsgierig zijn naar wat dingen voor hen betekenen.
Maar ik vind zelf niet dat dit gaat over spijkers op laag water.
Ik hou er niet van als ons werk in een plastic of trendy of gladde of stoere sfeer getrokken wordt met van die coole woordjes.
Ik neem ernstig dat dit ongewenste effecten kan hebben.
Het gaat me hierom: het werk van psychosociale hulpverlener is een ethisch gevoelig werk.
Het gaat om zorg.
Het gaat om mensen in een kwetsbare positie.
Het gaat om een onevenwicht in macht.
Het gaat om je openstellen voor de ander en het leven van de ander en de leefwereld van de ander en om jouw ideeën en je spreken en je voorstellen daarop afstemmen.
Dit vraagt om een zoekende, onzelfzekere positie.
Deze ethische gevoeligheid brengt een verantwoordelijkheid met zich mee voor de organisatie en voor elke werknemer, en gaat niet samen met blinde volgzaamheid (aan trends, aan ‘nieuw’, aan verwachtingen van de baas, aan ‘wat toch maar normaal is’).
Dit vraagt om een taal die hierbij past.

Je profiel

Beste geïnteresseerde psycholoog, kan jij je een beetje voorstellen (zonder te snoeven)?
Iets vertellen over jezelf?
Misschien over wat je de laatste tijd triggert om er beter in te worden.
Of over waarin je jezelf recent positief verrast hebt?
Wat hoop je dat je cliënten ervaren van zichzelf in de gesprekken met jou?
Wat hoop je dat je vindt in onze organisatie?
Wat voor ondersteuning zou je graag krijgen?
Wat hoop je in de loop van de tijd te kunnen bieden aan cliënten?
We zijn ook geïnteresseerd in vragen die je ons zou willen (durven) vragen.
Je mag ons ook iets vertellen over waar je blij van geworden bent. En triest. En boos. En ontmoedigd.
Kortom: kan je je een beetje voorstellen?
(Als we je uitnodigen en we ontmoeten elkaar, dan gaan wij ons ook een beetje voorstellen.)
Johan Van de Putte

PS Nagedachte

Ik realiseerde me na dit stuk te hebben geschreven dat er nóg een politieke dimensie aan zit.
Iets waar je volgens mij moeilijk kan over praten als je ze ondergaat.
Ik vroeg me af:
Wat doet het met de mensen die werken in een centrum voor geestelijke gezondheid wanneer ze deze zinnetjes lezen?
‘Ah, wat goed, hopelijk krijgen we er een goeie, feedback-open, innovatie- en optimalisatiegerichte en stressbestendige collega bij?’
Hoe wordt dit gelezen door een collega wanneer die worstelt om zich staande te houden?
Of door de collega die burnt-out thuis zit of gezeten heeft?
Of door de collega die niet gelukkig is met een of andere ‘innovatie’?
Of door de collega die vreest of voelt dat die niet beantwoordt aan wat het management probeert in te voeren als het ‘optimale’?
Door de collega die bezwaren geopperd heeft tegen een ‘vernieuwing’ of iets wat verantwoord wordt op grond van ‘optimalisatie’?
Er wordt in zo’n vacature-omschrijving iets normatief de atmosfeer ingeblazen.
Iets normatief dat voorgesteld wordt als normaal.
(Ik herinner me een studiedag, lang geleden, over zorg voor de zorgverlener, waar Peter Adriaenssens een verhaal vertelde over hoe de vacature voor een stressbestendige psycholoog binnenkwam bij de psycholoog die uitgevallen was wegens burn-out.)

Nieuwsbrief

Een mailtje na een nieuw artikel?

Schrijf je uit wanneer je wil. Powered by Kit

Deze website gebruikt cookies. Door verder te surfen op deze website accepteer je het gebruik van cookies.  Meer info